We hebben ’s morgens zo snel mogelijk onze biezen gepakt, daar in dat kot in Manchester, hebben onderweg ontbeten en gingen op zoek naar Hadrian.

We hadden, zoals gezegd, geboekt in Carlisle. In die streek zie je overal de bordjes met “Hadrian’s wall”.

De planning was dat we daar eens een wandelingske van een kilometer of tien zouden doen. Maar het was die dag zo warm, zo snikheet dat we het wandelen er aan gaven en Hadrian zelf maar met een gewoon bezoek vereerden.

Die warmte zorgde er ook voor dat ik daar ’s avonds in Carlisle een winkel binnenliep om er een paar shirtjes zonder mouwen bij te halen. Ik had er drie bij me en we waren al drie dagen onderweg. “Durf je wedden dat het morgen niet meer warm is” zei ik tegen Luc. Hij wedt nooit.

’s Anderendaags kon ik inderdaad een shirt met mouwen verdragen, het was gevoelig koeler en in Ardrossan begon het zelfs te druppelen.

Gelukkig konden we met een vroegere ferry mee en toen we door die grote gapende mond reden, regende het pijpenstelen.