We reden langs de kustweg, aan een gezapig tempo. De twee auto’s voor ons waren niet gehaast, wij ook niet, al mochten we er gemakkelijk 10 km per uur sneller rijden.

Vanwaar hij kwam, we weten het niet, maar ik zag ineens die mastodont achter ons in de zijspiegel aan mijn kant. Die zat kort. Te kort.

“Luc!” waarschuwde ik. Luc zei: “dat hij voorbijgaat als hij gehaast is”. Dat deed die vrachtwagen niet. Hij kwam wel nog dichter.

Luc zette de richtingaanwijzer aan en haalde de twee andere wagens in.

Wat deed die vrachtwagen? Hij zette zijn richtingaanwijzer aan en haalde de twee andere auto’s in en hij voegde terug in net achter ons.

“Zeveraar” dacht Luc hardop. Maar iets later dacht hij niets meer, ik ook niet trouwens. Die vrachtwagen kwam dichter en dichter en nog zodat ik een beetje paniekerig zei: “die gaat ons rammen”.

Zo kort zat hij werkelijk dat ik elk ogenblik de schok verwachtte. En weet je wat er dan bovendien nog op onze buitenspiegels staat?