Het leven zelf heeft me geleerd dat je geroddel niet kan vermijden. Er zijn mensen die zelf zo weinig beleven dat ze andermans leven dan maar gaan bestuderen en analyseren en in het slechtste geval ook bekladden.

Het zij zo. Dat kan me geen moer schelen. Het zijn gewoon zielige schepsels, die verankerd zitten in een ingebakken ingesteldheid van eigen gelijk.

Eigenlijk doen ze geen vlieg kwaad en zoeken ze enkel een invulling voor hun verveling.

Maar vorige zondag schrok ik toch. Ik werd namelijk geconfronteerd met een agressievere vorm van roddelen. Dat het bestond wist ik ook wel. Maar meestal is er toch altijd een oorzaak, al zit ze dan in een vicieuze hersenkronkel van één of andere giftige tong.

Wat mij nu overkwam had geen oorzaak, geen enkele. Een of andere goeie ziel vertelde me iets dat ze gehoord had. Ik stond totaal perplex.

Wat is nu ergerlijk? Gewoon het feit dat het gelanceerd is. Het zal dus verder verteld worden, misschien niet als een lopend vuurtje, maar toch. Maar zelfs daar zit ik niet mee.

Waarmee dan wel? Het is dus gelanceerd. En ik? Ik mag al mijn collega’s, zonder uitzondering heb ik hen allemaal graag. Maar nu vraag ik me af: “mogen zij mij wel? Heeft één van hen deze gedachte in dat giftige hoofd geplant?”

Maar als ik hen één voor één bekijk weet ik dat het niet in hun aard ligt.

Maar hoe komt iemand er toe om iets dat zo volledig uit de lucht is gegrepen te gaan verspreiden?