Het was weer gralijk, die eerste wandeling na de twee weken evenementen.

Ik ben er in geslaagd om vijf dazen, of beter gezegd, vijf dazen zijn er in geslaagd mijn benen onder handen te nemen, al ben ik niet zeker van die twee op mijn linkerbeen, die ergeren niet genoeg.

Die ene, die ik helemaal niet gevoeld heb, was enkel merkbaar aan een knalrode band die rond de omvang van mijn kuit liep en een tiental cm hoog was. Eens aan de auto gekomen, gloeide die, als had dat been op zijn eentje in de brandende zon liggen bakken.

Die dag moesten we ook nog naar de AH, een beetje leeggoed terugbrengen en dan maar iets kopen ter waarde van dat enorme tegoed.

Voor diegenen die weten hoe een dazenbeet voelt hoef ik geen uitleg te geven, voor diegenen die het niet weten: het zeurt verschrikkelijk en stopt nooit. Bij mij -ik die dan ook nog niet snel genees- duurt dat meerdere weken. Pisnijdig word ik ervan. En als die beet het gaat uithangen -in de warmte of als ik er op gelegen heb- en ineens een acute aanval inzet lijkt het wel of je ieder moment in je broek kan doen.

Ik stond dus aan die kassa toen de kassierster vroeg of alles wel goed ging met me, want zie je, ik had mijn gezicht vertrokken als in pijn en ik vertelde van de hatelijke ontmoetingen van een uur of zo eerder.

“Verzorg je goed hoor” riep ze me nog na toen we buiten gingen. “Dat doe ik wel” zei Luc “zie je wel, ik ben al bezig” terwijl hij mij bij één arm ondersteunde waardoor ik haast een halve meter de hoogte in ging.

De volgende morgen heb ik heel erg secuur dat Care Plus van mijn voeten aangestreken. Er mag dus geen deet meer in zitten, althans niet hier in België. De bevolking van onze buurlanden wordt minder betutteld, waardoor wij al eens hadden gepeisd om eens naar Sluis te rijden en daar een toertje te wandelen én een voorraadje in te doen.

Ik streek dus deetvrij. En ja lap! Daar kreeg mijn geteisterde rechterbeen er nog maar ene bij. En toen zei ik: “en nu is het uit!”

Ik toog naar de apotheker die, omdat ze dat moeten, mij de goede raad gaf om toch maar op te passen met die ene. Ik vind dat wel goed dat apothekers waarschuwen voor alle mogelijkheden, maar als je al voorkennis hebt heb je echt wel zin om ongedurig “ja jà” te zeggen. Zeker met zeurende dazenbeten op je been.

Nu was daar toch een opa met kleinzoon en dat joch dat mocht àlles! Die mocht alles bekijken van die opa, ook achter de toog. Maar toen die naast mij kwam staan was het voor mij genoeg. Ik weet het wel, het is een kind, maar kinderen moeten niet komen meeluisteren aan de toog en zeker niet als ik mijn bankkaart bovenhaal. Ik heb die kleine met een vernietigende blik bekeken. Ver-nie-ti-gend! Die kleine snapte het niet. De opa wel.

Tja, ik ben al gralijk lichtgeraakt met één dazenbeet, laat staan met -minstens- vier.