“De balk en het stuk muur met de klimop is verdwenen” bulderde Luc van boven naar beneden.

Aangezien de donder luider bulderde dan hij ben ik maar naar boven gegaan om de nu blote muur te zien waar een reusachtig monster een hap uit had genomen.

“Waarschijnlijk op de auto” zei Luc. Waarschijnlijk wel, maar gaan kijken was er niet bij. Daarbuiten waren alle duivels los en beukten met alle kracht tegen de voordeur. “Niet openmaken” waarschuwde ik Luc die tekenen vertoonde tot.

Toen het minder werd ben ik gaan kijken langs achter, langs de poort. “Wees voorzichtig” maande Luc me aan. Het onweer kon me niet deren, ik moest en zou naar die auto. Alle geluk, dat stuk muur en de hele bos klimop lagen blijkbaar tussen de muur en de auto in. De hagelbollen naast de auto waren zeker een handvol groot.

“Waar bleef je” vroeg Luc “het kletterde zo hevig dat ik je geroepen heb”. Hij was een beetje ongerust. Maar ja, het kletterde dan ook zo hevig dat ik zijn roepen niet gehoord had. Ondanks dat het al minder was, had ik toch een ferme natte broek aan en was mijn vest ook zwaar van regen.

We waren een beetje gerust gesteld, tot het nog minderde en we door de voordeur naar buiten liepen. Een stuk van het dak lag voor de voorgevel. Nu ja, enkele nokpannen. Maar toch was heel de zolder nat.

Het ganse dorp liep buiten, Meerdere buren hebben schade. De brandweer beloofde te komen, maar wist niet wanneer. Konden we gaan slapen? Of niet? Ze kwamen een stuk na middernacht, maar voor de buurman. Die dakpannen waren een risico voor voorbijgangers. De onze niet, dus komen ze straks terug voor dat gat in ons dak. Wanneer? Dat wisten ze niet.

Blijkbaar heeft onze auto toch enkele blutsen van de hagel, maar hoeveel en in welke mate? Dat zullen we in klaarlichte dag moeten bekijken als we de auto van de hof rijden. Dat wilden we niet in het donker. Je weet maar nooit hoe het zit met dat gevallen puin en de afgerukte klimop.

Arme vogelkes die in die klimop nestelden.