Er waren eens heel lang geleden … een man en een vrouw. En zoals zoveel mannen en vrouwen deden, huwden ze.

De man en de vrouw wilden een beebietje en waren dus uitermate gelukkig toen de vrouw zwanger werd. Ze kozen een naam voor hun zoontje tegen dat hij kwam. Dat was een vermodernisering van de naam van zijn peter.

Toen de geboorte aanbrak stonden ze als door de bliksem getroffen want het was maar een meisje. Hun droom ging aan diggelen. Niks aan te vangen met de mooie naam voor het zoontje en ze hadden geen meisjesnaam. Dus zei de vrouw tegen haar man: “Geef het maar een naam.” En zei de man tegen de mensen van het stadhuis: “Geef het maar een naam.”

Toen later een broertje werd geboren kreeg die de mooie naam van haar peter. Maar het meisje wist niet beter of het hoorde zo. Wat ze ook deed, wat ze ook probeerde, ze kon het de vrouw niet naar de zin maken. En ze werd erg op zichzelf en schaamde zich omdat zij zo een monster was dat zelfs haar moeder niet met haar kon leven.

Ze had wel kennissen en klasgenoten maar slechts één boezemvriendin – per woonplaats. Bij de meeste toenaderingspogingen veranderde ze in de prinses in de ivoren toren.

Op haar 23ste besliste ze zélf de mensen aan te spreken. Toen had ze namelijk begrepen dat de schuld niet bij haar maar bij haar moeder had gelegen.

Maar onder bepaalde omstandigheden verandert ze nog steeds in de ijskoningin.