Toen mske nog in het Wat-was huis woonde kwam ons P om de twee weken het huis schoonmaken. Ons P was een klein vrouwke dat vooral opviel omdat ze nogal kleurrijk was. Ze lachte veel op Woody Woodpecker’s manier en was altijd vrolijk. Haar haar was strak achteruit gehouden met een elastiekje en hier en daar staken veel veelkleurige speldjes als op een prikbord. Meestal droeg ze lakschoenen -zwarte of witte- met daarin een paar pastelkleurige sokken. Een gebloemde, een gestreepte of oranje legging, met daarboven een truitje van een fel afstekende kleur. Haar schort vervolledigde het geheel en dat schort was ook nog eens van een andere tint dan al de rest.

Vervolledigen? Voor binnen dan toch, want buiten droeg ze bovenop een gebreide vest, een oranje jas, een donkerbruine gebreide muts, een sjaal van een soort vaal groen en rode handschoenen.

Ons P was een lief mens, ze noemde mske “menneke” ondanks dat mske een meiske was en twee jaar ouder dan zij.