Er was een tijd dat elke gemeente met het gemeentelijk camionneke het vuilnis ging ophalen. Boven op het camionneke stond een man van de gemeente en die sorteerde terwijl het op de bak gegooid werd en zo werd het naar het plaatselijk stort gevoerd of verwerkt.

Er kwam een tijd dat één of andere slimme geld zag in vuilnis en een zaakske opstartte waarbij de gemeenten klant werden en het bedrijf het vuilnis verwerkte. Dat bedrijf kocht een speciale vuilniswagen, kocht er twee en begon zich intercommunale te noemen.

Als die goed in het zadel zaten en de gemeenten gewend waren aan dat gemak, begonnen de intercommunales wetten te stellen. Eérst moesten al die gemeentelijke storten dicht, anders konden de gemeenten nog terug.

Eens dat dat in orde was, was het niet moeilijk meer om orde op zaken te stellen of zelf wetgever te worden. De oorspronkelijke klanten werden vermaald tot ondergeschikt aan de intercommunales. En de inwoners?