Vroeger verliep een huwelijksdag altijd nogal voorspelbaar. In de ochtend naar het gemeentehuis, daarna naar de kerk. Die waren voor de naaste familie. Daarna nam de fotograaf de trouwers mee terwijl de anderen al aan een pre-receptie konden beginnen.

De echte receptie begon dan bij de terugkeer van de fotosessie. Die was voor familie, vrienden, kennissen, collega’s en alle eventuele bekenden die je er voor één of andere rede bij wou hebben zonder dat ze mee kwamen eten.

Daarna kwam het zevengangenmenu, meestal voor de familie. En het avondfeest was dan weer voor familie en vrienden. Dat de nonkels na al dat vieren soms al een teut op hadden valt dan ook niet te verwonderen – al konden sommige tantes er ook wat van.

Ergens in de jaren ’70 begon men daar van af te wijken omdat die van het gemeentehuis niet meer op zaterdag wilden werken.

Gedurende al die voorbije jaren waren de huwelijksfeesten steeds op een andere manier ingepland door de trouwers, soms tot grote tevredenheid, soms tot ontevredenheid van de gasten.

Vorige zaterdag trouwde Nichtje. Ze hielden zich aan de klassieke gang van zaken, al weken ze -gelukkig maar- af van het zevengangenmenu en werd het een wandelbuffet.

Zatte nonkels zag ik er niet, tantes evenmin. Zat waren ze nu ook niet, maar mijn neefjes leken toch wel heel erg vrolijk omdat hun kleine zusje was getrouwd.