Slow: “Een konijn, dat wast zich ook.”

mske: “Ja natuurlijk, een beest dat is geen ding hé.”

Slow: “Ja maar, toch!”

mske: “Hier zitten drie katten, dat zijn toch drie verschillende.”

Slow: “Ja maar, je spreekt nu wel over ne professor en een hooligan hé”.

mske: “En Mouche dan?”

Slow: “Mouche? Mouche dat is een wc-madammeke!”