De wind blaast om het huis, de deur kraakt, de stoof piept, de vlammen spelen een spel achter de glazen ruitjes en de regen tikt tegen de ruiten en ik zat op de kast en keek naar al die dingen. Maar mske zegt dat ik mij niet ongerust moest maken, dat dit nu herfstweer is en dat ze dat gezellig vindt. Ergens kan ik daar inkomen. Karboenkel slaapt op de printer, Toke op de archiefdozen en ik waak.
 
Dat Mouche als een gekke door het huis raast, is volgens mske te wijten aan het feit dat ze niet 100% wijs is.
 
Ik ga maar terug op mijn uitkijkplaats liggen. De kast is héél strategisch gelegen, ik overzie het ganse buro, het grootste deel van de keuken en door het venster zie ik ook nog de straat en het huis waar ze ook een zwarte kat hebben; die is echter in geen velden te bespeuren. Je kan gerust zeggen: buiten is géén kat te zien!