De wat-was buren ging meestal met de bus op vakantie. In de winter naar Oostenrijk. In de zomer hing dat er wat van af. Zo gingen ze ooit met een bus naar Lourdes.

En een week na hun reis kregen ze bezoek van een vrijgezel die ze op die bus hadden leren kennen. Die bracht een prachtig geschenk mee voor het zoontje van de buurvrouw. Dat zoontje was een jaar jonger dan Zoneke. En het zoontje liet fier het geschenk zien. Zoneke vond dat dat wel een fameuze meevaller was.

Toen de man regelmatiger begon langs te komen en steeds peperdure geschenken meebracht zoals een telegeleide auto, een telegeleide boot en van die dingen meer, begon Zoneke dat zo raar te vinden en zeker daar de man enkel en alleen met het zoontje van de buurvrouw alleen die dingen wou uitproberen. mske dacht er het hare van en vond dat er een reukske aan zat.

Er kwam een einde aan de vriendschap tussen Zoneke en het buurjongetje, want het buurjongetje beweerde dat de man enkel een rijkaard was die iemand anders, hem dus, zo graag pleziertjes deed.

En toen kwam de man minder en minder. De buurvrouw vertelde aan mske dat die toch wel voor haar kwam zeker en dat ze daar niet mee opgezet was.

En toen, toen kwam het kaartje van de man, zeggende dat hij op reis ging en dat hij iemand wou meenemen om zijn fotospullen te dragen en dat hij daarom aan Zoneke had gedacht.

Wablief? De man had nooit een goeiedag gezegd als hij met zijn dikke vwatuur het zoontje van de buren kwam afhalen voor maar weer een uitstappeke, hij had nooit enige notitie genomen van Zoneke en mske vond niet langer dat het zaakske rook, maar ze vond het effenaf stinken! Ze zette het kaartje op de schouw om het bij te houden. Ze vertelde het aan va, die rijkswachter was en die zei dat er toch niks gebeurd was.

Dàt zou nu wel anders zijn … denken wij toch!