Le Pharaon du Village – The Sequel

De “Caravaneige Municipal” is een camping waar men niet te nauw keek (laisser aller); doen en laten werden niet gecontroleerd; dit was niet nodig ook; er gebeurde niks. De laatste tijd liep het wel de “chaudfontaine gaten” uit: diverse kleine vernielingen en diefstal. Het was geen topcamping, 2**. Ik vraag mij wel af of hoe ze daar ooit zijn aangeraakt, maar goed, het uitzicht maakt veel (zo niet alles) goed.
 
Daar aangekomen in het midden van de nuit, stellen we vast dat de verlengkabel van 20m voor de stroom was ingekort tot maximum 25cm. Zo goed en kwaad als het ging, ons geïnstalleerd in den doenkere; zelfs geen spiereke straatverlichting. De stroomvoorziening was een probleem voor de “morning after”. Ik kon daar moeilijk aan die kast beginnen prutsen en wie weet de “fusible général” laten springen hé.
 
’s Morgens een verlengkabel geadopteerd en we gingen aan de slag. Persoonlijk ben ik wel fier op mijn stelling die ik ineen heb geflanst om op dat dak te geraken.  Nog een grand merci aan Jean-Philippe!!!

Slow en de ezels – “La vie” in “the middle of nowhere”

Na een korte nacht op onze tijdelijke verblijfplaats wekt men mij met de woorden “Er lopen mensen rond de caravan!!!”. Ik als een veer recht, kijk door het raam en verwacht daar de garde-civil, gendarmes of sapeurs te zien. Niks van dat! Wél ezels!

Ik in mijn negligé naar buiten om troepenschouw te nemen; het waren er zes. Voorzichtig naar de auto om het fototoestel te nemen. Die dieren schrokken elke keer en holden weg. Ik vreesde het ergste voor de auto en de caravan want die ezels waren op een zeker moment aan het aflappen -wegens ongewenste intimiteiten- en trapten tegen de deuren van de kabelbaan. Toch een paar actiefoto’s kunnen maken.

msje ondertussen op zoek naar transport om die 300m horden te doen; ik bleef ter plaatse (Chinese vrijwilliger). Nu was er daar één gepasseerd in een héél oude camionette, zo een type met van achter een klep en zo twee kleine deurtjes daar onder. Als convoyeur ras: hond; type: stratier. Die komt terug en stopt bij mij, maar die zijn uitlaat spuwde meer rook dan de verbrandingsoven van ISVAG in Wilrijk.

Die mens begint tegen mij een uitleg te doen -ik moet U zeggen dat mijn Franse woordenschat zich beperkt tot “La vache qui rit”, “Ca va seul”, “Du pain, du vin, du boursin”, “Coq au vin”. Daar kom je al héél ver mee, zeker als je honger of dorst hebt.

Wel, wat ik die mens daar heb wijs gemaakt, weet ik niet meer, maar het doodde wel de tijd. Eigenlijk heb ik niet zo heel veel gezegd, want ik kreeg geen speld tussen die zijn conversatie. Ik Was toch blij dat msje terugkwam en zij eindelijk dan een Belg (franstalig) kon laten stoppen … die zo vriendelijk was om de caravan naar de camping te trekken.

Op de camping werden we als eerste aangesproken door een Hollander, maar ons kon niks meer deren!!!

De volgende dag, om brood in het winkeltje, héél de weg mompelend (om mijn frans wat bij te schaven “un pain blanc, un pain blanc, …, …,” Kenden ze dat daar toch niet zeker!!! Ikke “foert”. Den bakker had me verkeerd begrepen, denk ik, want die gaf me “une flûte”. Dat is zo iets krokant, loopt aan weerskanten uit op een scherpe punt, korter maar wél breder dan een stokbrood.

Zouden ze daar “Frans brood” kennen???

“Dans cette nuit, j’ai envie de me perdre,
le son de la ville me rend amoureux,
pas besoin de sous pour acheter une amourette …”

Vive la douce France!!!

Rien ne va plus!